(R)evolutie

Technologische vooruitgang en impact op ons sociaal leven.

‘Straks vinden ze nog een wasmachine uit die alles vanzelf doet’, antwoordde ik op de zucht van mijn moeder.

Ze was toen eind dertig en stond versteld van de snelle technologische vooruitgang die ze – op alle gebieden – amper kon volgen.  Voor mij als kind daarentegen was het heuglijk dat er iets nieuws op de markt kwam. Onbegrijpelijk dat mijn moeder daar niet voor openstond. Dè vooruitgang die ervoor zorgde dat ik het later als huismoeder heel gemakkelijk zou hebben.

Rond diezelfde tijd was ik ook getuige van de eerste computer die een halve zaal in beslag nam en een fortuin kostte. Mijn vader printte er tijdens het weekend Mickey Mouse uit; een aaneenschakeling van allemaal plus-, min- en nultekentjes. Op blauw-wit gelijnd computerpapier.

Vier jaar later volgde ik de verplichte dactylografielessen op de mechanische typmachines.  Je moest nog tegen een hendel slaan om een andere regel te beginnen. Beschadigde nagelriemen door de uitschuivers tussen de toetsen waren schering en inslag. Ingewikkelde berekeningen om kolommen te maken en om je tekst in het midden te krijgen waren lesmomenten voor gevorderden.  Een fout was toen nog een fout. Onuitwisbaar. Ik hield wel van deze manier van tekstverwerking. Het bewees de ambachtelijke deskundigheid. Amper drie jaar later – na de electrische en electronische typmachines -werden de eerste personal computers in school aangeschaft. Fluo groene letters dansten op het zwarte scherm; ingewikkelde procedures met F toetsen. Het opstarten van deze machine was al een huzarenstuk.

Een eindwerk over geschiedenis of aardrijkskunde schreven we nog uit met de hand en opzoekwerk moesten we in de bibliotheek doen.

Dertig jaar later heeft praktisch iedereen een laptop in huis met de bijbehorende internetverbinding. Een gsm, tablet, smartphones, … . Het is fijn als je tussendoor iemand kan bellen of gebeld kan worden. Ook al ben je niet thuis. Het is super dat je niet echt meer naar de bib moet om informatie op te zoeken in vijfentwintig boeken die allen ontoereikend zijn. Gewoon google te vriend houden en je internetabonnement betalen. Tenminste, als internet werkt. Want het minste technologisch akkefietje kan je geen informatie meer zoeken, geen contact meer hebben met vrienden. In bepaalde gevallen geen tv meer kijken.

Een collectieve eigenschap bij technologische evolutie is dat een mens op ogenblikken denkt: nu hebben we echt alles gehad! Ze kunnen niet verder meer! Zo’n ogenblik, besef ik nu, had mijn moeder dertig jaar geleden toen ze zuchtend haar nieuwe wasmachine probeerde aan de praat te krijgen.  Alsof we als mens vervloekt zijn met een beperkte opslagruimte. Na ettelijke jaren evolutie doorleven en begrijpen is het bevatten van de volgende evolutie ongrijpbaar. Alsof we van wit naar zwart gaan en de tussenruimte te groot is.

Het deel van de ‘laatste’ technologische evolutie zijn de apps. Als we de commerçanten moeten geloven, zijn die apps onmisbaar voor de kwaliteit van ons leven. Bijna zou ik erin getrapt zijn. Vijftig jaren evolutie-overbrugging, de ontastbare grens, zijn bij mij bijna bereikt. Een mens geeft dat niet graag toe en begint het ‘probleem’ te verschuiven. Of psychologisch en therapeutisch gezien: men begint aan de ontlopingsfase. Zijn die apps wel echt nodig?

Tuurlijk. Maar wat dan met de sociale vaardigheden? De redenen dat ik grote vraagtekens zet bij de technologische vooruitgang zijn uitgebreid: ik kan niet meer mee door ouderdom, beginnende dementie, reactievermogen vermindert, IQ vermindert ook met de jaren, … Maar vooral het feit dat ik dit wil verdoezelen voor mezelf is ernstig te nemen en verdient specifieke aandacht. In het kort: als ik de psycholoog moet geloven lig ik bijna in mijn graf.

Mijn zelfvertrouwen en mijn waarden krijgen een flinke deuk. Ik sta te wankelen op de koord van onzekerheid over mezelf. Ten stelligste geloof ik dat ik abnormaal ben. En op de rand van de afgrond wordt dit gevoel sterker.

Tot onze koning waarschuwt voor social media. Tot er een documentaire op Canvas uitgezonden wordt waar sociologen en advocaten aan het woord zijn. De vraag, mijn vraag en vrees, of apps wel echt nodig zijn, blijkt slechts een topje van de ijsberg te zijn. Ik had in mijn wildste dromen nooit durven voorstellen dat er echt zo veel apps waren. Waarvan 90 % totaal onnuttig: het tellen van stappen, tellen van push ups, slaapritme, hartslag, snelheid met de auto, … . De socioloog waarschuwt voor het verdwijnen van spontaniteit en de positieve bijdrage aan relaties. De advocaat stelt privacy in vraag en de weerslag op het sociale leven.

In het algemeen komen de conclusie van beide heren praktisch overeen. Alles moet controleerbaar zijn en blijven. Spontaniteit en daarmee het leven, wordt verleerd en weggekaapt door allerlei machientjes en computertjes. Men bouwt muren rondom zichzelf omdat men gehecht is aan de privacy. Paradoxaal genoeg werpt men het kleinste detail van hun leven in het publiek.

Want al die data in al die kleine computertjes van Jan, Piet en Wiske, wat gebeurt daar mee? Inderdaad, die worden verkocht aan marketingbedrijven zodat zij gericht publiciteit kunnen sturen waardoor de ontvanger zich gekrenkt voelt in zijn privacy en het gevoel heeft gecontroleerd te worden.

Mady Maeriën

12 oktober 2015